In de jaarlijkse openbare Nutslezing van het Nut Rotterdam worden actuele maatschappelijke thema's behandeld door gezaghebbende sprekers.
In de jaarlijkse openbare Nutslezing van het Nut Rotterdam worden actuele maatschappelijke thema's behandeld door gezaghebbende sprekers.
6 februari 2023 | Arminius Rotterdam
Een verslag van de Nutslezing 2023 door Henriette van Wermeskerken
Maarten Hajer neemt ons mee naar de toekomst van de stad, waar hij op een nieuwe manier naar kijkt. Ecologie staat voorop. De klimaatneutrale stad zorgt voor een verhoogde levenskwaliteit, zowel sociaal als persoonlijk. We moeten de stad ombouwen om die weer te laten functioneren, aldus Hajer. En het vertrouwen in de toekomst terugkrijgen. Om dat mogelijk te maken, laat hij zien hoe de stad van de toekomst eruit ziet. Zodat we durven geloven dat de stad rechtvaardiger en duurzamer kan.
‘Klimaat en milieu worden met doemdenken in verband gebracht. Dat helpt niet. Ik laat zien dat we er maatschappelijk enorm op vooruit kunnen gaan. Louis Kahn zei: “Iedere baksteen wil iets zijn, iedere baksteen heeft wensen.” Daarmee bedoelt hij dat je iets moet scheppen, iets moois maken. Urbanisme is stedenbouw als culturele politiek. De 21e eeuw is de eeuw van de ecologie. We moeten in het reine komen met onze natuurlijke omgeving. De wederopbouw na de Tweede Wereldoorlog is een soortgelijke opgave als die van de ecologische ombouw waar we nu voor staan.’
‘In de negentiende eeuw hebben we ontdekt dat fossiele brandstoffen, die meer dan vierhonderd miljoen jaar in de aarde zaten, ons kunnen verwarmen en doen voortbewegen. Onze uitstoot, een cumulatie van CO2, zorgt voor klimaatverandering. Als we zo doorgaan, zijn we over negen jaar door het anderhalve graden-doel heen. De onrechtvaardigheid op mondiale schaal is enorm. De voetstap van de top 1% van uitstoters, waar wij in Nederland bij horen, is 75 keer groter dan die van de laagste 50%. Veel mensen kunnen zich weinig veroorloven en leven volgens het anderhalve graden-doel. Wie rijker is, zorgt voor meer uitstoot. Ongelijkheid en klimaatverandering zijn met elkaar verknoopt.’
‘We moeten opnieuw kijken naar al onze gewoontes. Vijfentwintig procent van onze CO2 emissie heeft te maken met ons dieet. We eten te veel (rood) vlees. We moeten veranderen, maar we spreken uitsluitend in negatieve taal. De burger staart als een konijn in de koplampen. Niemand weet wat hij moet doen.
Maar waarom maken we zo weinig werk van wat een duurzame toekomst ons zou kunnen brengen? ‘Planning is persuasive story telling about the future’, zei James Throgmorton. Je wilt dat mensen optimistisch naar de toekomst kijken. We noemen het ‘futuring’, een werkwoord. Dat deden we vroeger ook al. ‘De stad der toekomst, de toekomst der stad, van Ir. A. Bos, is een bekend Rotterdams boek uit de tijd van de wederopbouw. Bos wilde het gemeenschapsidee in de stad brengen en verschillende groepen met elkaar verbinden. Het was een poging een gecoördineerd verhaal te vertellen en te delen. Dat is nu ook nodig. Er moet een groepsgesprek ontstaan tussen de mensen, niet alleen binnen de bestuurlijke elite.
De auto-industrie heeft het kopen van een auto verbonden aan het bepalen van je identiteit. En nu wil iedereen een SUV. Maar een SUV vraagt anderhalf keer meer staal dan een sedan van vroeger. Van dat extra staal kunnen we alle benodigde windmolens bouwen. We moeten de aspiraties ombuigen. Fossiele brandstoffen hebben ons veel gebracht, maar we kunnen er niet mee doorgaan.’
‘Er is een traditie in de sociale wetenschap die de utopie als methode gebruikt door aantrekkelijke beelden op te roepen. De eerste strategie is terugdenken. We kunnen makkelijker terugkijken dan vooruit denken. Daarom gaan we naar het jaar 2050. We bedenken hoe het dan zal zijn, in plaats van dat we verzinnen hoe we alles duurzaam kunnen krijgen. Als de vraag naar fossiele brandstof terugloopt, hebben we minder raffinaderijen nodig. We hoeven dus niet alle raffinaderijen te verduurzamen, want een deel verdwijnt. In 2050 zijn woonwijken energiepositief. Dan komt er dus een netto leverantie van energie vanuit die wijken. De mobiliteit is volledig anders georganiseerd. Wonen en werken, dat na de Tweede Wereldoorlog uit elkaar is gehaald, komt weer bij elkaar. Dat zie je nu al gebeuren, bijvoorbeeld in de Marconitoren.’
‘Een tweede strategie is het zichtbaar maken van de bouwprojecten die al in de pijplijn zitten. Je laat zien hoe je steden of buurtschappen transformeert tot mooie, post-fossiele samenlevingen. Met diverse soorten woningen per wijk, met de hoogste energiestandaard, en aantrekkelijk om te zien. Er zijn al verschillende voorbeelden, zoals de Waalhaven in Nijmegen, Buurtschap Te Veld in Eindhoven en het derde IJburg-eiland van Amsterdam.
Nog een strategie: onmogelijke werelden ervaarbaar maken. In New York is een drukke verkeersader getransformeerd tot terras. Iedereen was enthousiast, zowel de bewoners als toeristen. Vervolgens is die tijdelijke interventie permanent gemaakt. Mensen kunnen zich de toekomst moeilijk voorstellen, dus moet je die laten zien en ervaren.’
‘Een vierde strategie is coalities bouwen en leren van de stadsvernieuwing. Je hebt een ‘social license to change’ nodig. Bewoners weten heel goed wat nodig is in hun wijken. De overheid moet de relatie met de samenleving oppakken, anders lukt de energietransitie niet.
Een vijfde strategie: mogelijke toekomsten zichtbaar maken. ‘Neighbourhoods for the future’ is een onderzoek naar wijken die ons een spiegel kunnen voorhouden. Voorbeelden zijn onder meer te vinden in Malmö en in Toronto. In Regent Park, Toronto, een wijk die zo onveilig was dat de politie er niet meer naar toe ging, zijn kwalitatief hoogwaardige appartementen gebouwd. Ze werden gefinancierd door er voor een derde deel hoog segment koopappartementen bij te bouwen. De openbare ruimte is beter ingericht. Er zijn gemeenschappelijke dakterrassen met moestuinen. De oorspronkelijke bewoners keerden terug en welvarender mensen wilden graag in de wijk komen wonen. Gentrificatie, maar zonder de negatieve gevolgen. In die nieuwe wijken van Zürich of in Vauban, Freiburg zijn geen auto’s te zien. Of de auto heeft geen voorrang meer. De appartementengebouwen hebben gemeenschappelijke voorzieningen als een fitnessruimte, een zwembad of een café.
Om mensen te laten verlangen naar dit soort steden, moet je die laten zien. Kijk bijvoorbeeld naar de animatie van Kaminski (te vinden op minuut 54.40 van bovenstaande video) waarin de Rotterdamse Bergweg van een drukke autoweg verandert in een groene oase waar geen auto’s zijn en waar kinderen op straat spelen. Zo maak je ecologisering zichtbaar.’
‘Wat steeds terugkomt: sturen op een nieuw doel, de sociale ecologie van de stad. De rechtvaardige stad vraagt om een eigen sociale infrastructuur. Je moet mensen tot samenwerking krijgen. Overheid en burger moeten elkaar weer vinden. De Leeszaal in Rotterdam West is een mooi voorbeeld. Behalve een leeszaal is het een ontmoetingsplek. Dat heeft een stad nodig. Het is ook een van de weinige plekken in de stad waar asielzoekers die wachten op hun aanvraag, terecht kunnen. Je wilt naar een publiek domein dat gedeeld wordt. Niet dat iedereen alles samen moet doen, maar je begeeft je wel in een gemeenschappelijke openbare ruimte. Een rechtvaardige stad is er ook voor nieuwkomers. Rotterdam is dat gewend en kan dat aan. Maar vang ze wel op in een sociale ecologie.’
‘Ik trek vier conclusies.
Dat kunnen we bereiken. Onze kleinkinderen zullen verbaasd vragen of de straten vroeger echt vol stonden met auto’s. Mensen moeten iets anders gaan zien als waardevol om te bereiken, in plaats van een auto of een groot huis. Misschien wordt dat wel het hebben van tijd.’